Het Veiligheidsberaad heeft zowel per brief als in een persoonlijk gesprek met de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) gewezen op de gevaren en risico’s van vuurwerkopslag in bewoond gebied. Directe aanleiding is het onderzoek ‘Leren van twee vuurwerkrampen’ van de Universiteit Twente, waaruit blijkt dat licht geclassificeerd consumentenvuurwerk in een opslagplaats veel gevaarlijker is dan gedacht. De opslag van dit soort vuurwerk leidt tot een aanzienlijk risico op massaexplosies.
De afspraken die staatssecretaris Jansen van I&W heeft gemaakt met de vuurwerkbranche om het risico op massaexplosiviteit van consumentenvuurwerk terug te dringen, bieden voor het Veiligheidsberaad op dit moment nog onvoldoende basis om de aangescherpte werkwijze van de brandweer (op basis van de zogenoemde blusinstructie) bij te stellen. Dit betekent dat bij een brand in een vuurwerkopslag wordt opgetreden als ware het zwaar c.q. illegaal vuurwerk, dat wil zeggen: ruim afzetten en evacueren, totdat uit onderzoek ter plaatse blijkt dat het explosiegevaar is geweken.

‘Dit is een zeer onwenselijke situatie voor zowel brandweermensen als omwonenden’,
Bestuurlijk portefeuillehouder Brandweer Jack Mikkers
‘Het plaatst de brandweer in een onmogelijke positie: voor de eigen veiligheid moet afstand worden gehouden, maar het redden van mensen vergt nabijheid. Dat leidt tot een duivels dilemma in de praktijk. ’
Aanpassingen
Afgelopen jaar zijn door I&W belangrijke stappen gezet om de veiligheid van de opslag van consumentenvuurwerk te verbeteren. Zo worden diverse aanpassingen doorgevoerd in regelgeving en is een onderzoek toegezegd naar de veiligheidsmaatregelen die met het Vuurwerkbesluit in 2002 zijn geïntroduceerd. Het Veiligheidsberaad dringt echter aan op verdergaande regelgeving en grotere urgentie op het eerdergenoemde onderzoek. Als blijkt dat de veiligheidsmaatregelen niet meer voldoen, dan kan dit immers weer een probleem vormen voor de vuurwerkopslag voor komende jaarwisseling.
In de kabinetsreactie op het UT-rapport geeft het Kabinet verder aan “dat het bevoegd gezag de mogelijkheid heeft om lokaal eisen te stellen waar de locaties van verkoop- en opslagpunten van vuurwerk zich mogen bevinden. En dat, als opslagen al aanwezig zijn op ongewenste locaties, de gemeente mogelijkheden heeft om ongewenste opslagen te laten verplaatsen”. Hierop verschillen het Kabinet en Veiligheidsberaad nadrukkelijk van mening. Op de eerste plaats is niet alle opslag vergunningsplichtig. Het decentraal bevoegd gezag (gemeenten, provincies) verzorgt bij grotere opslagen (meer dan 10.000 kg) de vergunningverlening en coördineert slechts de melding van kleine opslagen.
Probleem is dat niet alle ‘kleine’ locatie-eigenaren dit melden bij de instanties. Mikkers: “Verder ligt het ons inziens niet voor de hand dat alle 342 gemeenten dit (tegen hoge kosten) zelf gaan regelen in hun APV, terwijl het kabinet dit ook centraal kan organiseren.” De kosten kunnen er toe leiden dat de ene gemeente wel en de andere niet kiest voor een aanwijzing. Gemeenten waar opslag in woonwijken wel nog mogelijk is, zullen te maken krijgen met grotere opslagen, meer transportbeweging van vuurwerk en een grotere toeloop van consumenten. Dit vergroot juist het risico voor de openbare veiligheid.
‘Wij vragen de Rijksoverheid wat zij wél kunnen doen om de opslag van consumentenvuurwerk uit woonwijken te weren, zoals dat bijvoorbeeld ook het geval is voor professioneel vuurwerk. De veiligheid van omwonenden en brandweermensen moet daarbij nadrukkelijk het uitgangspunt zijn’, zo benadrukt Mikkers.