Op 29 juni heeft het Veiligheidsberaad een gezamenlijke reactie met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB) ingebracht op het ontwerpvoorstel om de Wet publieke gezondheid aan te passen.
In het ontwerpvoorstel wordt de verantwoordelijkheid van de bestrijding van een infectieziekte behorende tot groep A met pandemisch potentieel bij de burgemeester gelegd, totdat er sprake is van ‘meer dan plaatselijke effecten’. Maar omdat een infectieziekte met pandemisch potentieel per definitie meer dan plaatselijke effecten heeft, zijn de VNG, het NGB en het Veiligheidsberaad van mening dat de huidige verantwoordelijkheden van de voorzitter veiligheidsregio ongewijzigd moeten blijven. Dit bevordert de slagkracht tijdens een dergelijke crisis. Pas als blijkt dat de crisis in een meer beheersbare situatie komt, worden de bevoegdheden bij de burgemeester belegd. De fase van de crisis en daarmee de ernst van de situatie en behoefte aan coördinatie en/of maatregelen zou dus de opbouw van de wet moeten bepalen; niet enkel de aard van de infectieziekte. Hiermee wordt recht gedaan aan het uitgangspunt dat wat lokaal kan ook lokaal moet worden belegd. Het is daarbij wel van belang dat er een duidelijk omschreven onderscheid wordt gemaakt tussen de acute fase en de beheersbare fase, zodat er geen enkele onduidelijkheid is, wie op welk moment van de crisis bevoegd is tot het nemen van maatregelen.
Daarnaast moeten de Wet veiligheidsregio’s en de Wet publieke gezondheid congruent zijn aan elkaar. Dat betekent dat de algemene wetgeving die geldt voor crisisbeheersing (Wvr) ook van toepassing moet zijn op crises die veroorzaakt worden door een ziekte met pandemisch potentieel. Dit om te voorkomen dat er voor verschillende typen crises, verschillende regelgeving van toepassing is.
Tenslotte zijn er enkele specifieke aandachtspunten meegegeven over democratische legitimatie, handhaving van maatregelen, herstellen van een lacune van artikel 39 in de Wet veiligheidsregio’s, de verkiezingen, financiële gevolgen van het wetsvoorstel, de uitvoerbaarheid van de maatregelen en de maatschappelijke effecten ervan.